homepage Stichting voor Kamermuziek

Toelichting MATANGI KWARTET (Nederland)

W.A. Mozart (1756-1791) Strijkkwartet in C gr.t. KV 465 (“Dissonantenkwartet”)
  • Andante cantabile
  • Menuetto. Allegro
  • Allegro

Een dissonant is een wringende samenklank die om oplossing in een consonant (welluidende samenklank) vraagt. In de langzame inleiding van zijn kwartet in C KV 465 doet Mozart er soms lang over om die dissonanten te laten oplossen, zo lang zelfs dat ijverige musicologen uit de negentiende eeuw hebben geprobeerd die dissonanten te “verbeteren”. Gelukkig weten we tegenwoordig wel beter: zulke samenklanken zijn het zout in de pap en geven bijvoorbeeld aan genoemde kwartet-inleiding een geheimzinnige spanning, waarna het volgende ontspannen allegro als een consonant werkt.
Dit kwartet is het laatste van de serie, die Mozart aan zijn vriend Joseph Haydn opdroeg. Zelden heeft een kunstenaarsvriendschap rijker vruchten gedragen dan deze zes “Haydn-kwartetten”. Mozart gaat in deze serie uit 1782-1785 harmonisch verder dan zijn vriend Haydn, die daarna weer Mozarts verfijning overneemt. Maar van stijlkopieën is geen sprake: zoals Mozart de violen een aria laat zingen in het Andante is eenvoudig onnavolgbaar. Het Menuet lijk soms met zijn robuuste klanken Haydns leerling Beethoven te voorspellen. En de Finale verjaagt met zijn rijkdom en musiceervreugde de typische Mozart-schaduwen en dissonanten, die in de voorgaande twee delen nog incidenteel opdoken.

Marijn van Prooijen (geb. 1975): “Carmen Fantasy” voor strijkkwartet
De Nederlandse componist, arrangeur en bassist Marijn van Prooijen zegt over zijn in opdracht van het Matangi Kwartet geschreven “Carmen Fantasy”: “Dit werk is een instrumentale suite die aan één stuk, als in een droom, soms lange en soms korte flarden van de opera Carmen van Georges Bizet weergeeft, toegespitst in een vorm waarin het karakter van het strijkkwartet en de rijkdom van het huidige pallet aan speeltechniek optimaal naar voren komt. Thema’s uit de beroemde opera die wellicht herkend worden zijn b.v. Prélude, Habañera, Intermezzo, Aragonaise, Danse Bohême, Seguedille alsook de Chanson du Toréador en La fleur que tu m’avais jeté”.

Giacomo Puccini (1858-1924): “I Crisantemi” voor strijkkwartet (1890)
In één nacht schijnt de Italiaanse operacomponist Giacomo Puccini “I Crisantemi” (de chrysanten) op papier te hebben geworpen. Puccini had zich in zijn studietijd aan het conservatorium van Milaan intensief met het kwartetgenre bezig-gehouden. Toen in 1890 één van zijn vrienden, Amadeo di Savoia, hertog van Aosta, overleed, reageerde de emotionele Puccini direct. Nu kwam zijn conservatoriumstudie hem van pas.
“I Crisantemi”, een korte elegie voor zijn gestorven vriend, is een instrumentaal juweeltje. Opvallend is de fraaie rol die is weggelegd voor de cello. Deze zet de toon voor het eerste, chromatisch-klagende thema en speelt ook in het tweede thema– een verkapte opera-aria – een belangrijke rol. Puccini vond het werkje kennelijk zo geslaagd, dat hij de twee thema’s later transporteerde naar de laatste acte van de opera “Manon Lescaut” uit 1893. In de juist door zijn eenvoud ontroerende “Crisantemi” is de opera nooit ver: soms wijst het in zijn subtiliteit vooruit naar één van Puccini’s grootste successen: “La Bohème” uit 1895.

Giuseppe Verdi (1813-1901): strijkkwarttet (1873)
  • Andantino
  • Prestissimo
  • Scherzo Fuga. Allegro assai mosso

“Het strijkkwartet is een plant die niet wil groeien in het Italiaanse klimaat”. Aldus operacomponist Giuseppe Verdi, toen hij hoorde dat men zijn strijkkwartet in Milaan en Parma wilde spelen. Niettemin is genoemd werk één van de weinige Italiaanse kwartetcomposities die repertoire hebben gehouden. Het ontstaan was puur toeval: vlak voor de Napelse première van de succesvolle opera “Aïda” werd de hoofdrolvertolkster, sopraan Teresa Stolz ziek. Verdi had geen zin om in de stad Napels rond te hangen en begon, om zijn verveling te verdrijven, met het schrijven van een kwartet. Twee dagen na de uitgestelde en zeer succesvolle première van “Aïda” op 31 maart 1873 beleefde ook het kwartet zijn informele première voor acht vrienden in de ontvangstzaal van Verdi’s hotel. De maestro wilde eerst niet van officiële uitvoeringen en publicaties weten, maar de triomftocht van het werk viel niet tegen te houden.
Ook al heeft Verdi’s enige kwartet niet overal de instrumentale “sound” van de grote meester, bij vlagen zal men hem herkennen. Dit is in het tussen donker en licht pendelende eerste deel nog niet direct het geval. Onweerstaanbaar is daarentegen de Verdiaanse charme van het tweede deel “andantino con eleganza” waar de eerste viool de primadonna uit “La Traviata” lijkt te spelen. De cello is de grote tenor in de aria die het trio van het flitsende scherzo vormt. En de fijnmazige slotfuga lijkt een voorstudie voor de grote fuga-finale van de “Falstaff”. Het werk is niet gemakkelijk, wel heel dankbaar.

Peter Visser

terug