homepage Stichting voor Kamermuziek

Toelichting Aimea-vous Brahms

Composities van Johannes Brahms (1833-1897) in eigen bewerkingen “Aimez-vous Brahms? ” Deze bekende vraag (waarop het antwoord wel duidelijk is) fungeert terecht als pakkende titel voor een concert dat geheel in het teken staat van drie bewerkingen, die deze grote Noordduitse componist maakte, en wel speciaal voor de altviool, die in de drie te spelen composities de rol van de klarinet (het bekende klarinetkwintet en de tweede klarinetsonate) en de hoorn (hoorntrio opus 40) overneemt. Natuurlijk zal Brahms vooral bij het klarinetkwintet ook aan de uitvoeringsmogelijkheden hebben gedacht: een strijkkwintet is een veel meer gangbaar ensemble. Maar het donkere timbre van de altviool heeft Brahms ook altijd bijzonder aangesproken: denk maar aan de prachtige twee liederen voor de zeldzame bezetting altstem-altviool-piano opus 91.

J. Brahms: Sonate no. 2 voor altviool en piano in Es gr.t., bewerking van de klarinet-pianosonate opus 120(1895)
  • Allegro amabile
  • Allegro appassionato
  • Andante con moto — Allegro
De 54-jarige Brahms liep een tijdlang rond met plannen om zij n compositorische arbeid met het net geschreven strijkkwintet in G opus 111 af te sluiten. Het was Richard Mühlfeld, klarinettist van de Meininger Hofkapelle, die met zijn betoverende spel Brahms tot andere gedachten bracht. “Fraülein Klarinette”, zoals de op Mühlfelds spel verliefde componist het instrument noemde, verrijkte Brahms’ oeuvre met liefst vier werken: het klarinettrio in a klein, het klarinetkwintet en de twee klarinetsonates opus 120 uit 1894.
Met de bewerking voor altviool en piano van deze twee sonates is Brahms onbedoeld zijn doel enigszins voorbijgeschoten: deze werken worden in de alt-versie in de concertzaal iets meer gespeeld dan in de “Urfassung” voor klarinet. Misschien dat het fraai gewelfde beginthema van de tweede sonate voor de klarinet nog meer magisch werkt dan in de alt-bewerking. Maar dankzij onder meer het feit, dat de altviool bijna hetzelfde klankbereik heeft als de klarinet blijft de totaalsfeer gehandhaafd: een sfeer die meer de late, warme nazomer dan de herfst van Brahms’ leven weergeeft. Het genoemde lyrische beginthema beheerst, ondanks enkele typische Brahms-uitbarstingen, het gehele eerste deel. Het tweede deel is geen echt scherzo maar meer een soort intermezzo met een fraai sonoor middenfragment voor de piano. Het laatste deel bestaat uit een serie variaties die, ondanks het levendige slot, toch de indruk wekken van een harmonische, rustige finale van Brahms’ gehele indrukwekkende kamermuziekoeuvre.

J. Brahms: Trio voor altviool, viool en piano in Es gr.t., bewerking van het trio opus 40 voor viool, hoorn en piano (1865)
  • Andante
  • Scherzo (Allegro)
  • Adagio mesto
  • Allegro con brio
De tweede bewerking op ons programma heeft de componist duidelijk meer hoofdbrekens bezorgt: op het titelblad schrijft hij dat de hoorn kan worden vervangen door de altviool óf de cello. In de praktijk lijkt de keuze voor de alt meer logisch, omdat het op dit instrument onmogelijke laagste octaaf door de hoorn spaarzaam wordt gebruikt.
Dit merkwaardige opus, in 1865 ontstaan in de schaduw van Brahms’ monumentale koorwerk “Ein Deutsches Requiem”, kwam tot stand in een periode dat de meester heen en weer pendelde tussen zijn geboortestad Hamburg en de aantrekkelijke muziekmetropool Wenen. Iets van dit onzekere nomadenbestaan vindt men ook in dit trio. Waar Brahms in het koorwerk volkomen zeker lijkt van zijn zaak, tast hij in het trio nieuwe mogelijkheden in de vorm en de instrumentatie af. De hoorn gecombineerd met viool en piano is een zeldzaam fenomeen en een vierdelig werk waar nergens de twee-thematische sonatevorm voorkomt is bij Brahms een zeldzaamheid. Maar juist deze experimenten geven dit milde, alleen in de jachtfanfares van het slotdeel uitbundig klinkende trio zijn charme, waarbij de altviool al direct in het zachtmoedige openingsthema een volwaardige vervanging voor de hoorn blijkt. Na dit andante, tweemaal onderbroken door snellere intermezzi, volgt een motorisch scherzo met een wat somber trio, dat vooruitloopt op de treurzang van het “Adagio Mesto”, een eerbetoon aan Brahms’ gestorven moeder. In de finale, virtuoos voor alle drie instrumenten geschreven, herneemt het leven zijn bruisende loop.

J. Brahms: Kwintet voor altviool en strijkkwartet in b kl.t., bewerking van het klarinetkwintet opus 115 (1891)
  • Allegro
  • Adagio
  • Andantino
  • Con moto
Het meest bekend van Brahms’ vier werken voor klarinet is ongetwijfeld het kwintet voor klarinet uit 1891. Ook weer een laat werk van deze componist, een peinzende terugblik op een eenzaam maar rijk leven. Maar hier is het niet de klarinet die in de eerste maten de sfeer treft, maar de onvergetelijke zang van de twee violen.
Het grootste wonder is dat Brahms dit hoge niveau het gehele werk door weet te handhaven tot en met de slotmaten van de afsluitende variaties, waarin hij weer op dat grandioze begin teruggrijpt. Begrijpelijk dat Brahms dit werk “veilig wilde stellen” door er tevens een bewerking voor strijkkwartet met extra altviool van te maken. Na het serene eerste deel volgt een sonoor en diepzinnig Adagio met daarin als groot contrast een prachtig, improviserend middenfragment waarin de onrustige solo van de altviool net zo zigeunerachtig klinkt als de klarinet in het origineel. Hierna wordt het beeld lichter: een melodisch door de altviool gebracht vriendelijk andantino krijgt verderop een scherzo-achtige variant. De al genoemde variaties op een eenvoudig zingend thema zetten de lichtere sfeer voort, totdat de terugkeer naar het begin ons weer de ernstige, voor die tijd oude Brahms toont, de grote Duits-Weense melancholicus, soms nors of introvert, maar met een warm hart, zoals in dit meesterwerk.

Peter Visser

terug